Dutch » German

eco·no·mie <economie|ën> [ekonomi] N f

1. economie (staathuishoudkunde):

2. economie (zuinigheid, bezuiniging):

3. economie (staathuishoudkundig bestuur):

4. economie (opzet uit oogpunt van doelmatigheid):

deel·ge·no·te N f

deelgenote feminine form of deelgenoot

See also deelgenoot

au·to·no·mie [ɑutonomi] N f geen pl

as·tro·no·mie [ɑstronomi] N f geen pl

fy·si·o·no·mie <fysionomie|ën> [fizijonomi] N f

gas·tro·no·mie [ɣɑstronomi] N f geen pl

deel·ne·men <nam deel, h. deelgenomen> [delnemə(n)] VB intr

deel·ne·mer <deelnemer|s> [delnemər] N m

deel·ach·tig [delɑxtəx] ADJ

deel·ge·noot <deel|genoten> [delɣənot] N m

2. deelgenoot (compagnon):

deel·ne·ming [delnemɪŋ] N f geen pl

deel·som <deelsom|men> [delsɔm] N f


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski