Translations for „eenling“ in the Dutch » German Dictionary

een·ling <eenling|en> [enlɪŋ] N m

1. eenling (eenzelvig):

eenling

Einzelgänger m

een zelfgenoegzame eenling

ein selbstgenügsamer Einzelgänger

2. eenling (als individu):

eenling

Einzelne(r) m

als eenling ben je machteloos

als Einzelner ist man machtlos

Usage examples with eenling

een zelfgenoegzame eenling

ein selbstgenügsamer Einzelgänger

als eenling ben je machteloos

als Einzelner ist man machtlos