Dutch » German

Translations for „gemeenschap“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

ge·meen·schap <gemeenschap|pen> [ɣəmensxɑp] N f

1. gemeenschap (het gemeenschappelijk hebben):

gemeenschap
in gemeenschap van goederen getrouwd zijn jur.

2. gemeenschap (geslachtsgemeenschap):

gemeenschap
de geslachtelijke gemeenschap form
gemeenschap met iem hebben

3. gemeenschap (personen, instellingen):

gemeenschap
de echtelijke/huiselijke gemeenschap
de Franse/Vlaamse Gemeenschap Belg

4. gemeenschap (samenleving):

gemeenschap
op kosten van de gemeenschap studeren
ten laste van de gemeenschap

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski