Translations for „koalisieren“ in the Dutch » German Dictionary

re·a·li·se·ren¹ <realiseerde, h. gerealiseerd> [rejalizerə(n)] VB trans (verwezenlijken)

realiseren

realisieren

realiseren

verwirklichen

ega·li·se·ren <egaliseerde, h. geëgaliseerd> [eɣalizerə(n)] VB trans

1. egaliseren:

egaliseren (gelijk-, gladmaken)

(ein)ebnen

egaliseren (gelijk-, gladmaken)

glätten

egaliseren (ambacht(elijk)) techn.

egalisieren

2. egaliseren (vereffenen):

egaliseren

begleichen

ka·na·li·se·ren <kanaliseerde, h. gekanaliseerd> [kanalizerə(n)] VB trans

kanaliseren

kanalisieren

lo·ka·li·se·ren <lokaliseerde, h. gelokaliseerd> [lokalizerə(n)] VB trans

lokaliseren

lokalisieren

mo·ra·li·se·ren <moraliseerde, h. gemoraliseerd> [moralizerə(n)] VB intr

moraliseren

moralisieren

vo·ca·li·se·ren <vocaliseerde, h. gevocaliseerd> [vokalizerə(n)] VB trans

vocaliseren

vokalisieren

nor·ma·li·se·ren <normaliseerde, h. genormaliseerd> [nɔrmalizerə(n)] VB trans

1. normaliseren (standaardiseren):

normaliseren

normieren

normaliseren

standardisieren

een rivier normaliseren

einen Fluss regulieren

2. normaliseren (weer normaal maken):

normaliseren

normalisieren

de betrekkingen tussen beide landen zijn genormaliseerd

die Beziehungen zwischen beiden Ländern haben sich normalisiert

so·ci·a·li·se·ren <socialiseerde, h. gesocialiseerd> [soʃalizerə(n)] VB trans

socialiseren

sozialisieren

op·sie·ren <sierde op, h. opgesierd> [ɔpsirə(n)] VB trans

1. opsieren (verfraaien):

opsieren

verzieren

opsieren

schmücken

2. opsieren (te mooi voorstellen):

opsieren

beschönigen

opsieren

ausschmücken

ont·sie·ren <ontsierde, h. ontsierd> [ɔntsirə(n)] VB trans

ontsieren

verunzieren

ontsieren

verunstalten

ide·a·li·se·ren <idealiseerde, h. geïdealiseerd> [idejalizerə(n)] VB trans

idealiseren

idealisieren

le·ga·li·se·ren <legaliseerde, h. gelegaliseerd> [leɣalizerə(n)] VB trans

legaliseren

legalisieren

ri·va·li·se·ren <rivaliseerde, h. gerivaliseerd> [rivalizerə(n)] VB intr

rivaliseren

rivalisieren

rivaliseren

wetteifern

de·mo·ra·li·se·ren <demoraliseerde, h. gedemoraliseerd> [demoralizerə(n)] VB trans

demoraliseren

demoralisieren

een demoraliserende invloed

ein demoralisierender Einfluss

ver·ba·li·se·ren <verbaliseerde, h. geverbaliseerd> [vɛrbalizerə(n)] VB trans

verbaliseren

ein Strafmandat ausstellen

iem verbaliseren

jdm ein Strafmandat erteilen

ac·tu·a·li·se·ren <actualiseerde, h. geactualiseerd> [ɑktywalizerə(n)] VB trans

1. actualiseren (actueel maken):

actualiseren

aktualisieren

2. actualiseren (verwerkelijken):

actualiseren

realisieren

fis·ca·li·se·ren <fiscaliseerde, h. gefiscaliseerd> [fɪskalizerə(n)] VB trans

1. fiscaliseren (belasten):

fiscaliseren

besteuern

2. fiscaliseren (door belasting financieren):

fiscaliseren

aus Steuermitteln finanzieren

vi·su·a·li·se·ren <visualiseerde, h. gevisualiseerd> [vizywalizerə(n)] VB trans

1. visualiseren (zichtbaar maken):

visualiseren

visualisieren form

visualiseren

veranschaulichen

2. visualiseren (zich een duidelijke voorstelling vormen):

visualiseren

sich dat bildlich vorstellen

bru·ta·li·se·ren <brutaliseerde, h. gebrutaliseerd> [brytalizerə(n)] VB trans

brutaliseren

brutal vorgehen gegen

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

versieren

schmücken

versieren

verzieren

2. versieren (sieren):

versieren

schmücken

die bomen versieren het plantsoen

die Bäume schmücken den Park

3. versieren (voor elkaar krijgen):

versieren

schaffen

versieren

hinkriegen inf

dat versier ik even

das werde ich schon hinkriegen

4. versieren inf (verleiden):

versieren

aufreißen

een meisje versieren

ein Mädchen aufreißen