Translations for „makelloser“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

sma·ke·loos·heid <smakeloos|heden> [smakəloshɛɪt] N f

smakeloosheid

Geschmacklosigkeit f

ma·ke·laar <makelaar|s, make|laren> [makəlar] N m

makelaar

Makler m

makelaar (in onroerend goed)

Immobilienhändler m

makelaar in effecten

Effektenmakler m

sma·ke·loos <smakeloze, smakelozer, meest smakeloos> [smakəlos] ADJ

smakeloos

geschmacklos

ma·ke·la·rij N f

makelarij → makelaardij

See also makelaardij

ma·ke·laar·dij <makelaardij|en> [makəlardɛi] N f

makelaardij

Maklergeschäft nt

makelaardij (branche)

Maklergewerbe nt

ma·ke·lij [makəlɛi] N f geen pl

makelij

Bauart f

makelij (van kleding)

Machart f

kleding van eigen makelij

selbst genähte Kleidung

ma·ker <maker|s> [makər] N m

1. maker:

maker (vervaardiger)

Hersteller m

maker (vormgever)

Gestalter m

maker (bouwsel)

Erbauer m

2. maker rel.:

maker

Schöpfer m

lo·ser <loser|s> [luːzər] N m

loser

Loser m

loser

ewige(r) Verlierer m

mak·ker <makker|s> [mɑkər] N m

makker

Kamerad m