Dutch » German

mis·dra·gen <misdroeg zich, h. zich misdragen> [mɪzdraɣə(n)] VB wk ww

misdragen zich misdragen:

mis·da·dig <misdadige, misdadiger, misdadigst> [mɪzdadəx] ADJ

1. misdadig (van de aard van een misdaad):

2. misdadig (onbehoorlijk):

uit·da·ging <uitdaging|en> [œydaɣɪŋ] N f

mis·drijf <mis|drijven> [mɪzdrɛif] N nt

ver·tra·ging <vertraging|en> [vərtraɣɪŋ] N f

1. vertraging (het vertragen):

3. vertraging techn.:

prijs·ver·la·ging <prijsverlaging|en> [prɛisfərlaɣɪŋ] N f

mis·drij·ven <misdreef, h. misdreven> [mɪzdrɛɪvə(n)] VB trans

mis·dui·den <misduidde, h. misduid> [mɪzdœydə(n)] VB trans

1. misduiden (verkeerd uitleggen):

2. misduiden (kwalijk nemen):

mis·da·di·ger <misdadiger|s> [mɪzdadəɣər] N m

on·der·vra·ging <ondervraging|en> [ɔndərvraɣɪŋ] N f

be·la·ging N f geen pl

ver·la·ging <verlaging|en> [vərlaɣɪŋ] N f

loons·ver·la·ging <loonsverlaging|en> [lonsfərlaɣɪŋ] N f

sa·la·ris·ver·la·ging <salarisverlaging|en> [salarɪsfərlaɣɪŋ] N f

mis·druk <misdruk|ken> [mɪzdrʏk] N m

fris·drank <frisdrank|en> [frɪzdrɑŋk] N m

drei·ging <dreiging|en> [drɛiɣɪŋ] N f


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski