Dutch » German

nul·de·jaars <nuldejaars> [nʏldəjars] N m

bouw·jaar <bouw|jaren> [bɑujar] N nt

der·de·jaars1 <derdejaars> [dɛrdəjars] N f

ge·denk·jaar <gedenk|jaren> [ɣədɛŋkjar] N nt

ou·de·jaars·avond <oudejaarsavond|en> [ɑudəjarsavɔnt] N m

proef·jaar <proef|jaren> [prufjar] N nt

ou·der·avond <ouderavond|en> [ɑudəravɔnt] N m

ge·boor·te·jaar <geboorte|jaren> [ɣəbortəjar] N nt

half·jaar [hɑlfjar] N nt geen pl

leer·jaar <leer|jaren> [lerjar] N nt

wijn·jaar <wijn|jaren> [wɛiɲjar] N nt

voor·jaar <voor|jaren> [vorjar] N nt

le·vens·jaar <levens|jaren> [levənsjar] N nt


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski