Translations for „punten“ in the Dutch » German Dictionary

pun·ten <puntte, h. gepunt> [pʏntə(n)] VB trans

1. punten (een punt maken aan):

punten

spitzen

een potlood punten

einen Bleistift spitzen

2. punten (de punten afnemen van):

punten

stutzen

zijn baard laten punten

≈ sich dat den Bart stutzen lassen

3. punten (punten slaan):

punten

punktieren

Usage examples with punten

punten scoren SPORTS

Punkte erzielen

twee diametraal gelegen punten

zwei diametrale Punkte

het maximum aantal punten

die höchste Punktzahl

met twee punten voorstaan

mit zwei Punkten führen

die punten tellen dubbel

die Punkte zählen doppelt

zijn baard laten punten

≈ sich dat den Bart stutzen lassen

een potlood punten

einen Bleistift spitzen

op punten winnen SPORTS

nach Punkten siegen

winnen op punten

nach Punkten siegen

de betwiste punten

die strittigen Punkte

op punten leiden

nach Punkten führen

vier punten voor

vier Punkte Vorsprung

punten scoren in een debat fig

in einer Debatte Punkte für sich verbuchen

punten van overeenkomst tussen twee zaken

Gemeinsamkeiten zwischen zwei Dingen

hij bleek op alle punten haar mindere te zijn

er war ihr in jeder Hinsicht unterlegen