Translations for „rasendem“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

tan·dem [tɛndəm]

tandem [[o. tɑndɛm]] tandem|s N m:

tandem

Tandem nt

een tandem vormen

ein Tandem bilden

ras·echt [rɑsɛxt] ADJ

1. rasecht (van zuiver ras):

rasecht

reinrassig

rasecht

rasserein

rasechte fokdieren

reinrassige Zuchttiere pl

2. rasecht (geboren):

rasecht

waschecht

rasecht

echt

een rasechte Berlijner

ein waschechter Berliner

ras·sen·haat [rɑsə(n)hat] N m geen pl

rassenhaat

Rassenhass m

amen·de·ment <amendement|en> [amɛndəmɛnt] N nt jur.

amendement

Amendement nt

amendement

Änderungsantrag m

het recht van amendement

das Amendementsrecht

ras·pen¹ <raspte, h. geraspt> [rɑspə(n)] VB trans

1. raspen:

raspen (met een rasp fijn wrijven: groente)

raspeln

raspen (met een rasp fijn wrijven: aardappelen, noten, kaas)

reiben

2. raspen (afvijlen):

raspen

raspeln

raspen

(ab)feilen

ras·ter¹ <raster|s> [rɑstər] N m (hekwerk)

raster

Gitter nt

ras·hond <rashond|en> [rɑshɔnt] N m

rashond

Rassehund m