Translations for „record“ in the Dutch » German Dictionary

re·cord¹ [rəkɔːr]

record [[o. rekɔrt]] record|s N nt:

record

Rekord m

een record breken/evenaren/vestigen

einen Rekord brechen/einstellen/aufstellen

re·cord² <record|s> [rɛkərt] N f

record

Datensatz m

Usage examples with record

een ongeslagen record

ein ungeschlagener Rekord

een record vestigen

einen Rekord aufstellen

een record evenaren

einen Rekord einstellen

een record breken/evenaren/vestigen

einen Rekord brechen/einstellen/aufstellen

een record op zijn naam brengen

einen Rekord erzielen

een record met één meter verbeteren

einen Rekord um einen Meter verbessern [o. übertreffen]