Translations for „rijks“ in the Dutch » German Dictionary

rij·ke <rijke|n> [rɛɪkə] N m en f

rijke

Reiche(r) f(m)

rij·taks <rijtaks|en> [rɛɪtɑks] N f Belg

rijtaks

Kraftfahrzeugsteuer f

rij·les <rijles|sen> [rɛilɛs] N f

rijles (auto)

Fahrstunde f

rijles (paard)

Reitstunde f

rijst [rɛist] N m geen pl

rijst

Reis m

bruine rijst

Naturreis m

bruine rijst

braune(r) Reis m

witte rijst

weiße(r) Reis m

gepofte rijst

Puffreis m

rijk·dom <rijkdom|men> [rɛiɡdɔm] N m

rijkdom

Reichtum m

rijkdom (de rijke stand)

reiche(n) Leute pl

rijkdom (de rijke stand)

Reiche(n) pl

de rijkdom van de jeugd

der Glanz der Jugend

een betere verdeling van de rijkdommen

eine bessere Verteilung der Reichtümer

rijkdom vergaren

zu Reichtum gelangen

de natuurlijke rijkdommen

die Naturreichtümer pl

be·kijks [bəkɛiks]

veel bekijks hebben

viele Schaulustige anziehen