Translations for „speelwei“ in the Dutch » German Dictionary

speels·heid <speels|heden> [spelshɛɪt] N f

speelsheid

Verspieltheit f

speel·plein N nt

speelplein → speelplaats

See also speelplaats

speel·plaats <speelplaats|en> [spelplats] N f

speelplaats

Spielplatz m

speel·goed <speelgoed|eren> [spelɣut] N nt

speelgoed

Spielzeug nt

speelgoed (verzamelnaam)

Spielsachen pl

speelgoed (artikelen)

Spielwaren pl

een stuk speelgoed

ein Spielzeug

speel·ster N f

speelster feminine form of speler

See also speler

spe·ler <speler|s> [spelər] N m

1. speler (sportbeoefenaar):

speler

Spieler m

speler

Akteur m form

2. speler (acteur, actrice):

speler

Schauspieler m

speler

Akteur m form

3. speler (gezelschapsspel):

speler

Spieler m

speler

Mitspieler m

4. speler (gokker):

speler

Spieler m

speler

Glücksspieler m

5. speler (muzikant):

speler

Musikant m

speel·tuin <speeltuin|en> [speltœyn] N m

speeltuin

Spielplatz m

in de speeltuin

auf dem Spielplatz

speel·veld <speelveld|en> [spelvɛlt] N nt

1. speelveld (afgebakend terrein; sportveld):

speelveld

Spielfeld nt

speelveld

Spielfläche f

2. speelveld (speelweide):

speelveld

Spielplatz m

speelveld

Spielwiese f

speel·bal <speelbal|len> [spelbɑl] N m

speelbal

Spielball m

speel·tje <speeltje|s> [spelcə] N nt

speeltje

Spielzeug nt

speel·helft <speelhelft|en> [spelhɛlft] N f

1. speelhelft (helft van een veld):

speelhelft

Spielfeldhälfte f

2. speelhelft (helft van de speelduur):

speelhelft

Halbzeit f

speel·ta·fel <speeltafel|s> [speltafəl] N f

speeltafel

Spieltisch m

speel·bank <speelbank|en> [spelbɑŋk] N f

speelbank

Spielbank f

speelbank

Spielkasino nt

speel·film <speelfilm|s> [spelfɪlm] N m

speelfilm

Spielfilm m