Translations for „spoken“ in the Dutch » German Dictionary

spo·ken¹ <spookte, h. gespookt> [spokə(n)] VB impers ww (door spoken bezocht worden)

spoken

spuken

op zee kan het geducht spoken fig

das Meer kann unheimlich toben

het spookt in dat kasteel

in dem Schloss spukt es

spo·ken² <spookte, h. gespookt> [spokə(n)] VB intr

1. spoken (dolen als spook):

spoken

spuken

2. spoken:

spoken (rondlopen; gedachten, gevoelens)

geistern

spoken (rondlopen; gedachten, gevoelens)

spuken

spoken (rondspoken)

herumspuken

nog laat door het huis spoken

noch spät durchs Haus geistern

gedachten aan zelfmoord spookten door zijn hoofd

Selbstmordgedanken geisterten in seinem Kopf herum

Usage examples with spoken

de schrik voor spoken

die Angst [o. Furcht] vor Gespenstern

door iems brein spoken

in jds Kopf dat herumspuken

op zee kan het geducht spoken fig

das Meer kann unheimlich toben

nog laat door het huis spoken

noch spät durchs Haus geistern

ze gelooft niet in spoken, hoewel …

sie glaubt nicht an Gespenster, obwohl …