Translations for „tierkörper“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ver·ko·per <verkoper|s> [vərkopər] N m

verkoper

Verkäufer m

ver·ko·ren [vərkorə(n)] ADJ

verkoren

auserwählt

verkoren

auserkoren form

ver·kor·ten <verkortte, h. verkort> [vərkɔrtə(n)] VB trans

1. verkorten:

verkorten (korter maken)

(ver)kürzen

verkorten (kleding)

kürzen

een touw 10 cm verkorten

eine Schnur um 10 cm verkürzen

2. verkorten (korter van duur maken):

verkorten

verkürzen

de tijd verkorten

die Zeit verkürzen

de tijd verkorten (zijn tijd verdrijven)

sich dat die Zeit verkürzen

pe·per·kor·rel <peperkorrel|s> [pepərkɔrəl] N m

peperkorrel

Pfefferkorn nt

uit·ver·ko·ren [œytfərkorə(n)] ADJ

uitverkoren (iem)

auserwählt

uitverkoren (iem)

auserkoren form

uitverkoren (iets)

bevorzugt

Gods uitverkoren volk rel.

das auserwählte Volk (Gottes)

koi·kar·per <koikarper|s> [kɔjkɑrpər] N m

koikarper

Koi m

koikarper

(japanische(r)) Farbkarpfen m

le·ger·korps <legerkorps|en> [leɣərkɔrps] N nt

legerkorps

Armeekorps nt

tam·boer·korps <tamboerkorps|en> [tɑmburkɔrəps] N nt

tamboerkorps

Spielmannszug m

keur·korps <keurkorps|en> [kørkɔrps] N nt

keurkorps

Elitetruppe f

keurkorps

Kerntruppe f

tie·ren <tierde, h. getierd> [tirə(n)] VB intr

1. tieren (schreeuwen):

tieren

johlen inf

tieren

lärmen

tierende kinderen

johlende Kinder pl inf

2. tieren (woedend tekeergaan):

tieren

donnern inf

tieren

toben inf

tieren

wettern inf

een tierende menigte

eine tobende Menge inf

de wind raast en tiert

der Wind tobt

3. tieren (welig groeien):

tieren

üppig wachsen

tieren

gedeihen

tieren fig

blühen

tieren fig

gedeihen

tieren fig

florieren

de handel tiert

der Handel blüht [o. floriert]

zij kan er niet tieren

sie kann dort nicht Fuß fassen

welig tieren

üppig wachsen

welig tieren ook fig

wuchern

kar·per <karper|s> [kɑrpər] N m

karper

Karpfen m

tie·ner <tiener|s> [tinər] N m

tiener

Teenager m

tiener (een jongere)

Jugendliche(r) m