Dutch » German

Translations for „trappelen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

trap·pe·len <trappelde, h. getrappeld> [trɑpələ(n)] VB intr

1. trappelen:

trappelen (paarden)
trappelen (paarden)
niet te trappelen staan om fig
de kinderen stonden te trappelen fig

2. trappelen (de benen optrekken en weer uitstrekken):

trappelen
de baby ligt te trappelen

Usage examples with trappelen

trappelen van ongeduld
niet te trappelen staan om fig
de baby ligt te trappelen
de kinderen stonden te trappelen fig

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski