Dutch » German

Translations for „vastliggen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

vast·lig·gen <lag vast, h. vastgelegen> [vɑstlɪɣə(n)] VB intr

1. vastliggen (aan een touw gebonden zijn):

vastliggen

2. vastliggen (zo liggen dat verplaatsing moeilijk is):

vastliggen

3. vastliggen (vastgelegd zijn):

vastliggen

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski