Translations for „vatbaar“ in the Dutch » German Dictionary

vat·baar <vatbare, vatbaarder, vatbaarst> [vɑdbar] ADJ

1. vatbaar (gemakkelijk aangetast kunnende worden):

vatbaar

empfindlich

vatbaar

anfällig

vatbaar voor kou

empfindlich gegen Kälte

vatbaar voor ziektes

anfällig für Krankheiten

voor tweeërlei uitleg vatbaar

doppeldeutig

2. vatbaar (ontvankelijk):

vatbaar

zugänglich

vatbaar

empfänglich

niet voor rede vatbaar zijn

keine Vernunft annehmen wollen

vatbaar voor verbetering

verbesserungsfähig

Usage examples with vatbaar

voor tweeërlei uitleg vatbaar

doppeldeutig

voor verschillende uitleg vatbaar

mehrdeutig

voor discussie vatbaar

diskutabel

vatbaar voor kou

empfindlich gegen Kälte

vatbaar voor ziektes

anfällig für Krankheiten

vatbaar voor verbetering

verbesserungsfähig

niet voor rede vatbaar zijn

keine Vernunft annehmen wollen

dat is (niet) voor herhaling vatbaar

das ist (nicht) zur Wiederholung geeignet

voor één/tweeërlei/velerlei uitleg vatbaar

eindeutig/doppeldeutig/vieldeutig