Translations for „Fremde Fremder“ in the German » Dutch Dictionary

ˈFrem·de(r) [ˈfrɛmdə (-dɐ)] N f(m) decl wie adj

1. Fremde(r) (Ausländer):

Fremde(r)

vreemde m en f

Fremde(r)

buitenlander(buitenlandse) m (f)

2. Fremde(r) (Unbekannter):

Fremde(r)

vreemde m en f

Fremde(r)

onbekende m en f

3. Fremde(r) (Gast):

Fremde(r)

(hotel)gast

ˈFrem·de <Fremde> [ˈfrɛmdə] N f kein pl liter

Fremde

vreemde

Fremde

vreemd land nt

in die Fremde ziehen

naar den vreemde [o. het buitenland] trekken

fremd [frɛmt] ADJ

1. fremd (fremdländisch):

fremd

vreemd

fremd

buitenlands

2. fremd (zu anderen gehörend):

fremd

vreemd

fremd

andermans

sich in fremde Angelegenheiten mischen

zich met andermans zaken bemoeien

sich mit fremden Federn schmücken

met andermans veren pronken

fremde Mittel ECON

middelen van derden

für fremde Rechnung ECON

voor andermans rekening

für fremde Rechnung ECON

voor rekening van derden

3. fremd (unbekannt):

fremd

vreemd

fremd

onbekend

fremd

ongewoon

Bescheidenheit ist ihm fremd

bescheidenheid is hem vreemd [o. kent hij niet]

jdm fremd werden

van iem vervreemden