Translations for „akkreszieren“ in the German » Dutch Dictionary

ak·kre·di·ˈtie·ren [akrediˈtiːrən] VB trans

akkreditieren

accrediteren

flu·o·res·ˈzie·ren [fluorɛs͜tsiːrən] VB intr

fluoreszieren

fluoresceren

kon·fis·ˈzie·ren [kɔnfɪsˈ͜tsiːrən] VB trans

konfiszieren

confisqueren

konfiszieren

in beslag nemen

konfiszieren

verbeurdverklaren

se·ˈzie·ren [zeˈ͜tsiːrən] VB trans

1. sezieren MED:

sezieren

seceren

sezieren

opensnijden

sezieren

ontleden

2. sezieren fig:

sezieren

analyseren

sezieren

ontleden

ver·ˈzie·ren VB trans

verzieren

versieren

verzieren

opsieren

verzieren

tooien

eine Torte verzieren

een taart garneren

ex·er·ˈzie·ren¹ [-ˈ͜tsiːrən] VB intr

1. exerzieren MIL:

exerzieren

exerceren

2. exerzieren inf:

exerzieren

(steeds opnieuw) oefenen

re·du·ˈzie·ren¹ [reduˈ͜tsiːrən] VB trans

1. reduzieren:

reduzieren

reduceren

reduzieren

verminderen

reduzieren

terugbrengen

auf die Hälfte reduzieren

tot de helft reduceren

2. reduzieren:

reduzieren

reduceren

reduzieren

herleiden

skiz·ˈzie·ren [skɪˈ͜tsiːrən] VB trans (umreißen, als Skizze darstellen)

skizzieren

schetsen

skizzieren

in concept schrijven

skizzieren

ontwerpen

ta·pe·ˈzie·ren [tapeˈ͜tsiːrən] VB trans

tapezieren

behangen

tapezieren (bedecken)

bedekken

tapezieren (bedecken)

volhangen

po·ten·ˈzie·ren² [potɛnˈ͜tsiːrən] VB refl (stärker, größer werden)

potenzieren

sterker worden

potenzieren

groter [o. hoger] worden

phos·pho·res·ˈzie·ren [fɔsforɛsˈ͜tsiːrən] VB intr

phosphoreszieren

fosforesceren

re·kon·va·les·ˈzie·ren [-ˈ͜tsiːrən] VB intr MED

rekonvaleszieren

herstellen

rekonvaleszieren

genezen