Translations for „beroeping“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

be·ˈreit [bəˈr͜ait] ADJ

1. bereit (willens):

bereit

bereid

ich fand mich bereit, ihm zu helfen

ik was bereid om hem te helpen

2. bereit (fertig):

bereit

klaar

bereit

gereed

ˈber·gen <birgt, barg, geborgen> [ˈbɛrgn̩] VB trans

1. bergen (in Sicherheit bringen):

bergen

bergen

2. bergen (Ernte, Heu: einbringen):

bergen

binnenhalen

3. bergen (enthalten):

bergen

inhouden

bergen

bevatten

bergen

in zich dragen

4. bergen liter (verbergen):

bergen

verbergen

bergen

beschermen

bergen

bewaren

ˈber·gig [ˈbɛrgɪç] ADJ

bergig

bergachtig

be·ˈre·den¹ VB trans

1. bereden (besprechen):

bereden

bespreken

bereden

bepraten

2. bereden (überreden):

bereden

overhalen

bereden

overreden

3. bereden (tratschen):

bereden

kletsen over

be·ˈreits [bəˈr͜ai ͜ts ] ADV

bereits

reeds

bereits

al

be·ˈreu·en VB trans

bereuen

spijt hebben van

bereuen

berouwen

bereuen

berouw hebben over

be·ˈrap·pen [bəˈrapn̩] VB trans inf

berappen

dokken (voor)

berappen

opbrengen

berappen

betalen

ˈTe·le·shop·ping <Teleshoppings> [-ʃɔpɪŋ] N nt kein pl

Teleshopping

teleshoppen

Teleshopping

telewinkelen