Translations for „bijeenharken“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈein·par·ken VB intr

einparken

inparkeren

be·ˈstär·ken¹ VB trans

1. bestärken (stärken, bekräftigen):

bestärken

stijven

bestärken

sterken

2. bestärken (verstärken):

bestärken

versterken

bestärken

bevestigen

er·ˈstar·ken [ɛɐ̯ˈʃtarkn̩] VB intr liter a. fig

erstarken

sterk(er) worden

erstarken

aansterken

ˈbrand·mar·ken [ˈbrantmarkn̩] VB trans

brandmarken

brandmerken

be·ˈmer·ken VB trans

1. bemerken (wahrnehmen):

bemerken

merken

bemerken

waarnemen

bemerken

zien

2. bemerken (äußern):

bemerken

opmerken

bemerken

zeggen

nebenbei [o. am Rande] bemerkt

(even) tussen haakjes

nebenbei [o. am Rande] bemerkt

(dit even) terloops

3. bemerken (beachten):

bemerken

notitie nemen van

bemerken

opmerken

bemerken

aandacht schenken aan

be·ˈwir·ken VB trans

bewirken

teweegbrengen

bewirken

veroorzaken

ˈein·wir·ken¹ VB intr (Wirkung entfalten)

einwirken

inwerken

einwirken

uitwerking [o. invloed] hebben