Translations for „durchschmuggeln“ in the German » Dutch Dictionary

ˈdurch·schlän·geln VB refl

durchschlängeln

(zich) kronkelen [o. slingeren] door

sich durch die Gesetze durchschlängeln fig

door de mazen van de wet glippen [o. kruipen]

sich durch die Gesetze durchschlängeln fig

tussen de klippen door zeilen

ˈdurch·schüt·teln¹ VB trans (anhaltend schütteln)

durchschütteln

doorschudden

durchschütteln

door elkaar schudden

ˈdurch·schau·en¹ VB intr

1. durchschauen:

durchschauen

erdoor kijken [o. zien]

2. durchschauen fig:

durchschauen

begrijpen

durchschauen

doorhebben

durchschauen

doorzien

endlich schaue ich durch

eindelijk heb ik 't in de gaten [o. is het me duidelijk]

ˈdurch·scheu·ern VB trans

durchscheuern

doorschuren

durchscheuern

stukschuren

ˈdurch·schla·gen² VB trans irreg

1. durchschlagen (zweiteilen):

durchschlagen

doorslaan

durchschlagen

in tweeën slaan

2. durchschlagen (hindurch schlagen):

durchschlagen

doorslaan

durchschlagen

er doorheen slaan

3. durchschlagen (einen Durchschlag machen):

durchschlagen

een doorslag maken van

ˈschmug·geln [ˈʃmʊgl̩n] VB trans

schmuggeln

smokkelen

ˈdurch·mo·geln VB refl inf pej

durchmogeln

met bedrog [o. knoeierijen] aan de kost komen

ˈdurch·schie·ben VB trans irreg

durchschieben

erdoor schuiven [o. duwen]

ˈdurch·schla·fen¹ VB intr irreg (ausschlafen)

durchschlafen

(aan een stuk) doorslapen

ˈdurch·schei·nen¹ VB intr irreg

durchscheinen

erdoor schijnen

durchscheinen

schijnen door