Translations for „handwerkster“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈHand·wer·ker(in) <Handwerkers, Handwerker> [ˈhantvɛrkɐ] N m(f)

Handwerker(in)

ambachtsman(ambachtsvrouw) m (f)

Handwerker(in)

handwerker(handwerkster) m (f)

Handwerker(in)

handwerksman(handwerksvrouw) m (f)

ˈHand·werks·zeug N nt

Handwerkszeug

gereedschap nt

ˈHand·werks·meis·ter N m (Handwerk)

Handwerksmeister

meester

ˈHand·werks·kam·mer N f

Handwerkskammer

Kamer van Ambachten en Neringen

ˈhand·wer·keln VB intr hum

handwerkeln

doe-het-zelfkarweitjes opknappen

ˈhand·werk·lich [ˈhantvɛrklɪç] ADJ

1. handwerklich (gewerblich):

handwerklich

ambachtelijk

2. handwerklich (mit der Hand gefertigt):

handwerklich

met de hand vervaardigd

handwerkliche Herstellung

vervaardiging met de hand

3. handwerklich (fachmännisch):

handwerklich

vakkundig

handwerklich

vakbekwaam

handwerkliches Können

vakmanschap