Translations for „herumreiten“ in the German » Dutch Dictionary

her·ˈum·rei·ten VB intr irreg

1. herumreiten:

herumreiten (umherreiten)

rondrijden

herumreiten (reitend umgehen)

er omheen rijden

2. herumreiten inf (herumhacken):

herumreiten pej fig

steeds weer beginnen over

herumreiten pej fig

steeds weer lastigvallen met

Usage examples with herumreiten

auf einem Prinzip herumreiten inf

steeds weer over z'n principe beginnen

Monolingual examples (not verified by PONS Editors)

German

Er selbst sei kein Doom-Metal-Fan, da viele Band minutenlang „auf ein oder zwei Riffs“ herumreiten würden.

de.wikipedia.org