Translations for „samenhangend“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈun·zu·sam·men·hän·gend ADJ

unzusammenhängend

onsamenhangend

zu·ˈsam·men·hän·gen¹ VB intr irreg

1. zusammenhängen:

zusammenhängen

aan elkaar hangen

2. zusammenhängen fig (in Zusammenhang stehen):

zusammenhängen

samenhangen

zusammenhängen

verband houden

zu·ˈsam·men·hang·los ADJ

zusammenhanglos

zonder samenhang

zusammenhanglos

onsamenhangend

ˈan·hän·gen¹ VB intr irreg

1. anhängen liter (anhaften):

anhängen

aanhangen

anhängen

aankleven

anhängen

behept zijn met

2. anhängen liter (sich zugehörig fühlen):

anhängen

aanhangen

anhängen

aanhanger zijn van

einem Dogma anhängen

een dogma aanhangen

ˈSa·men·bank <Samenbank, Samenbanken> N f MED

Samenbank

zaadbank

Samenbank

spermabank

ˈSa·men·kap·sel N f

Samenkapsel

zaaddoos

Zu·ˈsam·men·hang <Zusammenhang(e)s, Zusammenhänge> N m (Verbindung)

Zusammenhang

samenhang

Zusammenhang

verband nt

aus dem Zusammenhang gerissen

uit z'n verband [o. de context] gerukt

in diesem Zusammenhang

in dit verband

in diesem Zusammenhang

in verband hiermee

ˈein·hän·gen¹ VB intr (Telefongespräch beenden)

einhängen

ophangen

einhängen

de hoorn op de haak leggen