Translations for „unterrichtskunde“ in the German » Dutch Dictionary

ˈUn·ter·richts·stun·de N f

Unterrichtsstunde

les(uur) nt

ˈun·ter·richts·frei ADJ

unterrichtsfrei

vrij (van school)

unterrichtsfrei

onderwijsvrij

un·ter·ˈrich·ten² [ʊntɐˈrɪçtn̩] VB trans

1. unterrichten:

unterrichten (lehren)

onderwijzen

unterrichten (als Lehrer tätig sein)

les geven

unterrichten (als Lehrer tätig sein)

doceren

unterrichten (als Lehrer tätig sein)

onderrichten

2. unterrichten (informieren):

unterrichten

op de hoogte brengen [o. stellen]

unterrichten

inlichten

unterrichten

informeren

aus (gut) unterrichteten Kreisen

uit welingelichte kringen

von (gut) unterrichteter Seite

van welingelichte zijde

jdn über etw acc unterrichten

iem van iets op de hoogte brengen

jdn über etw acc unterrichten

iem over iets inlichten

ˈUn·ter·richt <Unterricht(e)s, Unterrichte> [ˈʊntɐrɪçt] N m meist sing

1. Unterricht:

Unterricht

onderwijs nt

Unterricht

onderricht nt

der fremdsprachliche Unterricht

het onderwijs in de vreemde talen

der fremdsprachliche Unterricht

het vreemdetalenonderwijs

2. Unterricht:

Unterricht

les

Unterricht

college(s)

heute ist kein Unterricht

vandaag is er geen les