Translations for „vishandelaar“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈaus·han·deln VB trans

aushandeln

door onderhandelen tot stand brengen [o. bereiken]

miss·ˈhan·deln [-ˈhandl̩n] VB trans

misshandeln

mishandelen

ˈein·han·deln VB trans inf

einhandeln

(door handel [o. ruiling] ) verkrijgen [o. verweren]

sich dat etw einhandeln (Problem)

zich iets op de hals halen

sich dat etw einhandeln (Krankheit)

iets opdoen [o. oplopen]

Zugeständnisse einhandeln

concessies weten te bereiken

ver·ˈhan·deln¹ VB trans

1. verhandeln (aushandeln):

verhandeln

onderhandelen

verhandeln

beraadslagen

eine Angelegenheit mit jdm verhandeln

over een kwestie met iem beraadslagen

2. verhandeln LAW:

verhandeln

behandelen

Kan·de·ˈla·ber <Kandelabers, Kandelaber> [kandeˈlaːbɐ] N m

1. Kandelaber veraltet (Kronleuchter):

Kandelaber

kandelaber

Kandelaber

armkandelaar

2. Kandelaber (Laterne):

Kandelaber

meerarmige lantaarnpaal

ˈKuh·han·del N m inf fig pej

Kuhhandel

koehandel

Kuhhandel

gesjacher nt

ˈab·han·deln VB trans

1. abhandeln (abkaufen):

abhandeln

afkopen

2. abhandeln (herunterhandeln):

abhandeln

afpingelen

etw vom Preis abhandeln

iets op de prijs afdingen

er lässt sich dat nichts von seinen Rechten abhandeln

hij wil niets van zijn rechten prijsgeven

3. abhandeln (gründlich behandeln):

abhandeln

(grondig) behandelen

be·ˈhan·deln VB trans a. MED

behandeln

behandelen

ˈSee·han·del <Seehandels> N m kein pl

Seehandel

zeehandel

Seehandel

overzeese handel