Translations for „laster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

las·ter [lɑstər] N m geen pl

1. laster:

laster (kwaadsprekerij)

Verleumdung f

laster (kwaadsprekerij)

Lästerung f

laster (om iems aanzien te schaden)

Rufmord m

2. laster jur.:

laster (onbewijsbaar)

üble Nachrede f

laster (onwaar)

Verleumdung f

Translations for „laster“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈLas·ter¹ <Lasters, Laster> [ˈlastɐ] N m inf (Lastwagen)

Laster

vrachtwagen

Laster

vrachtauto

ˈLas·ter² <Lasters, Laster> [ˈlastɐ] N nt (schlechte Gewohnheit)

Laster

ondeugd

Laster

zonde

Laster

slechte gewoonte

Usage examples with laster

boosaardige laster

böswillige Verleumdung f

ledigheid is des duivels oorkussen

Müßiggang ist aller Laster Anfang prov