Translations for „rundumher“ in the German » Dutch Dictionary

rings·um·ˈher ADV

ringsumher

(overal) in het rond

ringsumher

in de rondte

ˈrund·ge·hen VB intr irreg

1. rundgehen inf (einen Rundgang machen):

rundgehen

een ronde maken

2. rundgehen inf (herumgereicht werden):

rundgehen

van hand tot hand gaan

3. rundgehen inf (herumerzählt werden):

rundgehen

de ronde doen

4. rundgehen inf (turbulent sein):

rundgehen

op volle toeren draaien

jetzt geht(')s rund

nu komt de zaak goed op gang

jetzt geht(')s rund

nu gaat het echt leuk worden

ˈrund·her·um [rʊnthɛˈrʊm] ADV

1. rundherum (rings herum):

rundherum

rondom

rundherum

in het rond

rundherum

er omheen

2. rundherum (völlig):

rundherum

helemaal

rundherum

totaal

rundherum

volledig

ˈrund·her·aus [ˈrʊnthɛˈr͜aus] ADV

rundheraus

ronduit

rundheraus

rondweg