Translations for „Bereinigung“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

rei·ni·ging [rɛinəɣɪŋ] N f geen pl

1. reiniging:

reiniging (het reinigen, gereinigd worden)

Reinigung f

reiniging (het schoonmaken)

Säuberung f

2. reiniging (reinigingsdienst):

reiniging

Müllabfuhr f

3. reiniging (bevrijding van zonde):

reiniging

Reinigung f

be·re·ke·ning <berekening|en> [bərekənɪŋ] N f

1. berekening (becijfering):

berekening

Rechnung f

berekening

Berechnung f

berekening

Errechnung f

berekeningen uitvoeren

Berechnungen anstellen

2. berekening (cijfers):

berekening

Ergebnis nt

berekening

Rechenergebnis nt

3. berekening (overweging van voor- en nadeel):

berekening

Berechnung f

berekening

Abwägung f form

berekening

Kalkül nt

naar menselijke berekening

nach menschlichem Ermessen

rei·ni·gen <reinigde, h. gereinigd> [rɛinəɣə(n)] VB trans

reinigen

reinigen

ver·ont·rei·ni·ging <verontreiniging|en> [vərɔntrɛinəɣɪŋ] N f

1. verontreiniging (het verontreinigen):

verontreiniging

Verunreinigung f

verontreiniging

Verschmutzung f

de verontreiniging van het milieu

die Umweltverschmutzung

2. verontreiniging (waarmee iets verontreinigd is):

verontreiniging

Verunreinigung f

be·reid·wil·lig <bereidwillige, bereidwilliger, bereidwilligst> [bərɛitwɪləx] ADJ

bereidwillig

bereitwillig

bereidwillig (om te helpen)

hilfsbereit

be·rei·ken <bereikte, h. bereikt> [bərɛikə(n)] VB trans

1. bereiken (aankomen in):

bereiken

erreichen

een bestemming bereiken

an ein Ziel kommen

een bestemming bereiken

an einem Ziel ankommen [o. anlangen]

2. bereiken (komen tot; contact krijgen met):

bereiken

erreichen

iets in zijn leven bereiken

es zu etw bringen

iem niet kunnen bereiken

jdn nicht erreichen können

met vriendelijkheid niets bereiken kunnen

mit Freundlichkeit nichts ausrichten können

goede resultaten bereiken

gute Resultate erzielen

een hoge ouderdom bereiken

ein hohes Alter erreichen

be·rei·den <bereidde, h. bereid> [bərɛidə(n)] VB trans

1. bereiden:

bereiden (klaarmaken)

bereiten

bereiden (eten)

zubereiten

iem een warme ontvangst bereiden fig

jdm einen warmen Empfang bereiten

2. bereiden:

bereiden (voor iets geschikt maken)

bereiten

bereiden (voor iets geschikt maken)

herrichten

bereiden (vooral ambacht(elijk))

zurichten

bereiden (produceren)

anfertigen

be·ren·muts <berenmuts|en> [berə(n)mʏts] N f

berenmuts

Bärenmütze f