Translations for „Termine“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ter·ri·ne <terrine|s> [tɛrinə] N f

terrine

Terrine f

ter·mi·nal <terminal|s> [tʏrmɪnəl] N m

terminal

Terminal m nt nt

ter·mi·nus <termini> [tɛrminus] N m Belg

terminus

Endstation f

terminus (station)

Endbahnhof m

ter·miet <termiet|en> [tɛrmit] N m

termiet

Termite f

ter·mijn <termijn|en> [tɛrmɛin] N m

1. termijn (periode):

termijn

Frist f

termijn

Zeitraum m

niet aan een termijn gebonden

unbefristet

termijn van betaling

Zahlungsfrist f

binnen de gestelde termijn

fristgerecht

binnen de gestelde termijn

termingerecht

een betaling in termijnen

eine Ratenzahlung

op korte/op lange termijn

kurzfristig/langfristig

de koop op termijn

der Terminkauf

een termijn van 3 maanden

eine dreimonatige Frist

2. termijn (vooraf vastgesteld tijdstip):

termijn

Termin m

3. termijn (deel van een schuld):

termijn

Rate f

termijn

Teilzahlung f

in [o. bij ] termijnen te voldoen

in Raten zu bezahlen

een maandelijkse termijn

eine Monatsrate

op termijn kopen

per Termin kaufen

te·ring <tering|en> [terɪŋ] N f

1. tering (uitgaven voor levensonderhoud):

tering

≈ Lebenshaltungskosten pl

men moet de tering naar de nering zetten prov

man muss sich nach der Decke strecken inf

2. tering (vorm van tuberculose):

tering

Schwindsucht f

krijg de tering!

du kannst mich mal! pej