Translations for „Ungewissen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

on·ge·was·sen [ɔŋɣəwɑsə(n)] ADJ

ongewassen

ungewaschen

ver·ge·wis·sen <vergewiste zich, h. zich vergewist> [vɛrɣəwɪsə(n)] VB wk ww

vergewissen zich vergewissen:

vergewissen

sich vergewissern

zich van iets vergewissen

sich einer Sache gen vergewissern

uit·wis·sen <wiste uit, h. uitgewist> [œytwɪsə(n)] VB trans

1. uitwissen fig:

uitwissen (laten verdwijnen)

auswischen

uitwissen (laten verdwijnen)

wegwischen

uitwissen (laten verdwijnen)

auslöschen

uitwissen (geluidsopname)

löschen

herinneringen uitwissen

Erinnerungen löschen

een schuld uitwissen fig

eine Schuld sühnen

sporen uitwissen

Spuren beseitigen

vlekken uitwissen

Flecke wegwischen

2. uitwissen (reinigen):

uitwissen

auswischen

ge·was·sen¹ [ɣəwɑsə(n)] ADJ

gewassen

getuscht

gewassen

Tusch-

een gewassen tekening

eine Tuschzeichnung

op·ge·was·sen [ɔpxəwɑsə(n)] ADJ

opgewassen

gewachsen

opgewassen

ebenbürtig

tegen elkaar opgewassen zijn

einander ebenbürtig sein

tegen iem/iets (niet) opgewassen zijn

jdm/einer Sache (nicht) gewachsen sein

af·wis·sen <wiste af, h. afgewist> [ɑfwɪsə(n)] VB trans

afwissen

abwischen

zijn mond afwissen

sich dat den Mund abwischen

iems tranen afwissen fig

jds Tränen trocknen

uit·vis·sen <viste uit, h. uitgevist> [œytfɪsə(n)] VB trans

uitvissen

herausfinden

uitvissen

herausbekommen inf