Translations for „comput“ in the Dutch » German Dictionary

com·pu·ter <computer|s> [kɔmpjutər] N m

computer

Computer m

een digitale/een analoge computer

ein Digital-/Analogrechner

de computer slaat informatie op

der Computer speichert Information

een computer (met gegevens) voeden

einen Computer (mit Daten) füttern inf

com·pact <compacte, compacter, compactst> [kɔmpɑkt] ADJ

compact

kompakt

compact (zich beperkend tot de essentie)

dicht

compact (tekst)

knapp

een compacte samenvatting

eine kurze Zusammenfassung

een compacte zin

ein bündiger Satz

com·plot <complot|ten> [kɔmplɔt] N nt

1. complot (samenzwering):

complot

Verschwörung f

een complot smeden

ein Komplott schmieden

2. complot (samenzweerders):

complot

Komplott nt

complot

verschworene(r) Haufen m

complot

Verschwörer pl

com·po·te <compote|s> [kɔmpɔːt] N f

compote

Kompott nt

com·post [kɔmpɔst] N nt of m geen pl

compost

Kompost m