Translations for „dijk“ in the Dutch » German Dictionary

dijk <dijk|en> [dɛik] N m

dijk

Deich m

een dijk (aan)leggen

einen Deich bauen

als een dijk

enorm

als een dijk

riesig

een groene dijk

ein Schlafdeich

een dijk van een hit

ein Superschlager

iem aan de dijk zetten

jdn in die Wüste schicken

Usage examples with dijk

tegen de dijk oplopen

den Deich hinaufgehen

de dijk brak door

der Deich brach (durch)

een dijk verzwaren

einen Deich verstärken

een dijk (aan)leggen

einen Deich bauen

als een dijk

enorm

een groene dijk

ein Schlafdeich

de kruin van een dijk

die Deichkrone

een dijk van een hit

ein Superschlager

iem aan de dijk zetten

jdn in die Wüste schicken

een brug/dijk/vloer leggen

eine Brücke schlagen/einen Damm errichten/einen Fußboden legen

het water stroomde de dijk over

das Wasser strömte über den Deich

dat zet zoden aan de dijk

das haut hin

een dijk met één meter verhogen

einen Deich um einen Meter erhöhen

dat zet geen zoden aan de dijk fig

das macht den Kohl auch nicht fett