Translations for „kloof“ in the Dutch » German Dictionary

kloof¹ <kloven> [klof] N f

1. kloof (spleet, barst):

kloof

Riss m

kloven in de lippen

Risse in den Lippen

handen vol kloven

rissige Hände pl

2. kloof (ravijn):

kloof

Schlucht f

3. kloof fig:

kloof

Kluft f

de kloof tussen arm een rijk

die Kluft zwischen Arm und Reich

kloof² VB

kloof 3. pers sing imp van kluiven

See also kluiven

klui·ven <kloof, h. gekloven> [klœyvə(n)] VB intr

1. kluiven (knagen):

kluiven

nagen

kluiven

kauen an +dat

2. kluiven (sabbelen):

kluiven

kauen an +dat

op zijn pen kluiven

auf seinem Stift herumkauen [o. auf] seinem Stift (herum)kauen

3. kluiven (werk, moeite hebben):

kluiven

(lange) zu knabbern haben an +dat

Usage examples with kloof

de kloof tussen arm een rijk

die Kluft zwischen Arm und Reich