Dutch » German

over·bren·gen <bracht over, h. overgebracht> [ovərbrɛŋə(n)] VB trans

3. overbrengen (verklikken):

6. overbrengen (voortplanten):

7. overbrengen (vertalen):

over·bren·ging <overbrenging|en> [ovərbrɛŋɪŋ] N f (middel)

over·be·las·ten <overbelastte, h. overbelast> [ovərbəlɑstə(n)] VB trans

ver·vang·ster <vervangster|s> [vərvɑŋstər] N f

vervangster feminine form of vervanger

See also vervanger

ver·van·ger <vervanger|s> [vərvɑŋər] N m

over·val·ster N f

overvalster feminine form of overvaller

See also overvaller

over·val·ler <overvaller|s> [ovərvɑlər] N m

over·brug·gen <overbrugde, h. overbrugd> [ovərbrʏɣə(n)] VB trans ook fig

over·be·last [ovərbəlɑst] ADJ

op·brengst <opbrengst|en> [ɔbrɛŋst] N f

2. opbrengst (oogst):

Ertrag m

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski