Dutch » German

Translations for „schijn“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

schijn [sxɛin] N m geen pl

1. schijn (schijnsel):

schijn
Schein m
een gouden schijn
ein goldener Schimmer [o. Schein]

3. schijn (vertoon):

schijn
Schein m

4. schijn (zeer kleine hoeveelheid):

schijn
Spur f
geen schijn van kans
nicht die Spur einer Chance
geen schijn van kans
nicht die geringste Chance

Usage examples with schijn

in schijn
scheinbar
schijn bedriegt
der Schein trügt
de schijn aannemen van
sich dat den Anschein +gen geben
onder schijn van oprechtheid
in scheinbarer Aufrichtigkeit
geen schijn van kans
nicht die Spur einer Chance
de schijn ophouden
den Schein aufrechterhalten [o. wahren]
een gouden schijn
ein goldener Schimmer [o. Schein]
naar alle schijn
allem Anschein nach
de schijn wekken
den Anschein erwecken
de schijn is tegen mij
der Schein spricht gegen mich
de indruk/de schijn wekken
den Eindruck/den Anschein erwecken
zich door de schijn laten misleiden
sich vom Schein trügen lassen
men moet de schijn van het wezen onderscheiden
man muss Sein und Schein unterscheiden
het heeft er alle schijn van dat hij de waarheid spreekt
allem Anschein nach spricht er die Wahrheit

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular