Dutch » German

Translations for „schot“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

schot <schot|en> [sxɔt] N nt

1. schot (uit een wapen):

schot
Schuss m
een schot in de roos
een schot in de roos ook fig
er viel [o. klonk ] een schot
een schot voor de boeg
een schot voor de boeg ook fig

2. schot (balspel):

schot
Schuss m
een keihard schot
een keihard schot
een schot op goal
een schot op goal

3. schot (bereik):

schot
buiten schot blijven [o. zich buiten schot houden] ook fig

4. schot (voortgang):

schot
schot
er schot in zetten
er zit schot in het werk

5. schot (lading kruit, kogels):

schot
Schuss m
schot
ze kreeg een schot in het been
hij is geen schot kruit waard fig

Schot <Schot|ten> [sxɔt] N m

Schot

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski