Dutch » German

Translations for „sluitbaar“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

on·stuit·baar: adjective and adverb
be·last·baar: adjective and adverb
vrucht·baar: adjective and adverb
slui·ting: noun
kost·baar: adjective and adverb
meet·baar: adjective and adverb
tast·baar: adjective and adverb
acht·baar: adjective and adverb
on·eet·baar: adjective and adverb
on·vat·baar: adjective and adverb
rucht·baar: adjective and adverb
zicht·baar: adjective and adverb
be·twist·baar: adjective and adverb
sluit·ze·gel: noun
sluip·moord: noun
dienst·baar: adjective and adverb
on·meet·baar: adjective and adverb

You are viewing results spelled similarly: onstuitbaar , vruchtbaar , belastbaar , zichtbaar , ruchtbaar , onvatbaar , oneetbaar , achtbaar , tastbaar , meetbaar , kostbaar , sluiting , betwistbaar , onmeetbaar , dienstbaar , sluipmoord and sluitzegel

on·stuit·baar [ɔnstœydbar] ADJ

onstuitbaar

be·last·baar [bəlɑstbar] ADJ

1. belastbaar (belast kunnende worden):

2. belastbaar (waarvan belasting mag worden geheven):

steuerpflichtig

vrucht·baar <vruchtbare, vruchtbaarder, vruchtbaarst> [vrʏxtbar] ADJ

slui·ting <sluiting|en> [slœytɪŋ] N f

1. sluiting (handeling):

de sluiting van de inzendingstermijn

der Einsendeschluss

2. sluiting:

sluiting (wat dient om te sluiten)

sluiting (slotje)

een blinde sluiting

ein verdeckter Verschluss

de sluiting van deze jurk zit op de rug

dieses Kleid ist hinten zu schließen

3. sluiting:

sluiting (opheffing)

sluiting (van bedrijf ook)

4. sluiting muz.:

Finale nt

kost·baar <kostbare, kostbaarder, kostbaarst> [kɔstbar] ADJ

1. kostbaar:

kostbaar (hoog in prijs)

teuer

kostbaar (hoog in prijs)

kostbaar (luxueus)

2. kostbaar:

kostbaar (van grote waarde)

kostbaar (van grote waarde)

kostbaar (voortreffelijk)

edel

3. kostbaar (weelderig):

reich

meet·baar [medbar] ADJ

tast·baar <tastbare, tastbaarder, tastbaarst> [tɑstbar] ADJ

1. tastbaar (voel-, grijpbaar):

een tastbare duisternis fig

eine greifbare Finsternis

2. tastbaar (duidelijk):

tastbare bewijzen

greifbare Beweise pl

tastbare resultaten

handfeste Ergebnisse pl

acht·baar [ɑxtbar] ADJ

on·eet·baar [ɔnedbar] ADJ

on·vat·baar [ɔnvɑdbar] ADJ (immuun)

rucht·baar [rʏxtbar] ADJ

iets ruchtbaar maken

etw verlautbaren

ruchtbaar worden

zicht·baar <zichtbare, zichtbaarder, zichtbaarst> [zɪxtbar] ADJ

be·twist·baar [bətwɪstbar] ADJ

1. betwistbaar (aanvechtbaar):

betwistbaar

2. betwistbaar (twijfelachtig):

betwistbaar

sluit·ze·gel <sluitzegel|s> [slœytseɣəl] N m

Verschlussmarke f

sluip·moord <sluipmoord|en> [slœypmort] N f

dienst·baar [dinstbar] ADJ

1. dienstbaar (bevorderlijk voor):

de omstandigheden dienstbaar maken aan zijn plannen

sich dat die Umstände für seine Pläne nutzbar machen

2. dienstbaar (dienend):

on·meet·baar [ɔmedbar] ADJ

1. onmeetbaar (niet te meten):

2. onmeetbaar wisk.:

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski