Translations for „strop“ in the Dutch » German Dictionary

strop <strop|pen> [strɔp] N f

1. strop (lus van touw):

strop

Schlinge f

strop jur.

Strang m

tot de strop veroordeeld worden

zum Tod durch den Strang verurteilt werden

2. strop:

strop (pech)

Pech nt

strop (bij kopen)

Fehlkauf m

strop (tegenvaller)

Reinfall m

strop (nadeel, schade)

Schaden m

strop (verlies)

Verlust m

een flinke strop

ein großes Pech

een strop van 1000 euro

ein Pech, das 1000 Euro kostet

3. strop (ketting of touw om een voorwerp op te hijsen):

strop

Seilschlinge f

Usage examples with strop

een flinke strop

ein großes Pech

tot de strop veroordeeld worden

zum Tod durch den Strang verurteilt werden

een strop van 1000 euro

ein Pech, das 1000 Euro kostet

in het huis van de gehangene spreekt men niet over de strop prov

im Haus des Gehängten spricht man nicht vom Strick