Translations for „werkwoord“ in the Dutch » German Dictionary

werk·woord <werkwoord|en> [wɛrkwort] N nt

werkwoord

Zeitwort nt

werkwoord

Tätigkeitswort nt

werkwoord

Verb nt

overgankelijke/onovergankelijke/wederkerende werkwoorden

transitive/intransitive/reflexive Verben

Usage examples with werkwoord

overgankelijk werkwoord

transitives Verb [o. Zeitwort]

een onregelmatig werkwoord

ein unregelmäßiges Verb

de lijdende vorm van een werkwoord taalk.

die passive Form eines Verbs

de bedrijvende vorm van een werkwoord

das Aktiv

het werkwoord staat in de eerste persoon enkelvoud taalk.

das Verb steht in der ersten Person Singular