Translations for „zunehmende“ in the Dutch » German Dictionary

oud·ge·dien·de <oudgediende|n> [ɑutxədində] N m

1. oudgediende (oud-soldaat):

oudgediende

Veteran m

2. oudgediende (ervaren persoon):

oudgediende

alte(r) Hase m

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] N m en f

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) f(m)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener m

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener m

bediende

Bedienstete(r) f(m)

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] N m

roepende

Rufer m

een roepende in de woestijn fig

ein Rufer in der Wüste

zo·doen·de [zodundə] ADV (dientengevolge)

zodoende

somit

zodoende

folglich

zodoende bespaart men kolen

so kann man Kohle sparen inf

ik was de weg kwijt, zodoende! (ben ik te laat)

ich hatte mich verlaufen/verfahren - daher die Verspätung

on·be·ken·de¹ <onbekende|n> [ɔmbəkɛndə] N m en f wisk.

onbekende

Unbekannte f

stu·de·ren·de <studerende|n> [styderəndə] N m en f

studerende

Studierende(r) f(m)

bank·be·dien·de <bankbediende|n, bankbediende|s> [bɑŋɡbədində] N m en f

bankbediende

Bankangestellte(r) f(m)