Translations for „logeer“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈlo·cker [ˈlɔkɐ] ADJ

locker

los

locker

losjes

eine lockere Atmosphäre

een ontspannen sfeer

ein lockeres Leben führen

een losbandig leven leiden

ein lockeres Mundwerk haben fig

los van tong zijn

das Geld saß ihm locker

hij gaf zijn geld gemakkelijk uit

etw locker sehen

iets niet zo ernstig opvatten

ein Seil locker lassen

een touw slap laten hangen

lockere Sitten

losse zeden

lo·ˈgie·ren¹ [loˈʒiːrən] VB intr veraltet

logieren

logeren

ˈLor·beer <Lorbeers, Lorbeeren> [ˈlɔrbeːɐ̯] N m

1. Lorbeer BOT (Baum):

Lorbeer

laurier(boom)

2. Lorbeer FOOD (Gewürz):

Lorbeer

laurier(blad)

3. Lorbeer fig:

(sich) auf seinen Lorbeeren ausruhen

op zijn lauweren rusten

ˈlo·ckern¹ [ˈlɔkɐn] VB trans

lockern

losmaken

lockern

losser maken

lockern

lossen

in gelockerter Stimmung

in een ontspannen stemming

die Vorschriften lockern

de voorschriften versoepelen

ˈLo·ge <Loge, Logen> [ˈloːʒə] N f

Loge

loge

Speer <Speer(e)s, Speere> [ʃpeːɐ̯] N m a. SPORTS

Speer (Waffe)

speer

Speer (Waffe)

spies

ˈLo·cher <Lochers, Locher> [-xɐ] N m

1. Locher:

Locher

perforator

2. Locher:

Locher

ponsmachine

3. Locher:

Locher

ponstypist

Locher

ponser

log¹

log

logaritme

See also Logarithmus

Log·a·ˈrith·mus <Logarithmus, Logarithmen> [logaˈrɪtmʊs] N m MATH

Logarithmus

logaritme

ˈlo·go [ˈloːgo] ADJ teen sl

das ist doch logo

dat is toch logisch [o. nogal wiedes]

ˈlo·dern [ˈloːdɐn] VB intr a. fig

lodern

laaien