Dutch » German

Translations for „gaf“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

gaf VB

gaf 3. pers sing imp van geven¹, geven², geven³

See also geven , geven , geven

ge·ven3 <gaf zich, h. zich gegeven> [ɣevə(n)] VB wk ww

ge·ven2 <gaf, h. gegeven> [ɣevə(n)] VB trans

8. geven (met ‘om’: gesteld zijn op):

mögen +acc

ge·ven1 <gaf, h. gegeven> [ɣevə(n)] VB intr

2. geven (erg, hinderlijk zijn):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski