Translations for „uitgebroken“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈmit·ge·ben VB trans irreg

mitgeben

meegeven

ge·ˈbro·chen¹ [gəˈbrɔxn̩] ADJ

1. gebrochen a. fig (durchbrochen):

gebrochen MATH, MUS

gebroken

2. gebrochen (völlig entmutigt):

gebrochen

gestoord

ein gebrochenes Verhältnis zu jdm haben

in een gestoorde relatie staan [o. leven] tot [o. met] iem

ein gebrochenes Verhältnis zur Wahrheit haben

het met de waarheid niet zo nauw nemen

ein gebrochenes Verhältnis zu etw haben

moeite met iets hebben

ˈmit·ge·hen VB intr irreg

1. mitgehen (begleiten):

mitgehen

meegaan

2. mitgehen (sich mitreißen lassen):

mitgehen

meegenomen [o. weggespoeld] worden

etw mitgehen lassen inf (stehlen)

iets gappen [o. jatten]

mitgegangen, (mitgefangen,) mitgehangen prov

wie in 't schuitje zit, moet meevaren

mitgegangen, (mitgefangen,) mitgehangen prov

mee gevangen, mee gehangen

ge·ˈbrat·en [gəˈbraten] VB

gebraten pp von braten

See also braten

ˈbra·ten <brät, briet, gebraten> [ˈbraːtn̩] VB intr

braten

braden