Translations for „bitterballen“ in the German » Dutch Dictionary

bit·ter·ˈbö·se ADJ

bitterböse

erg bitter

ˈbit·ter·kalt ADJ

bitterkalt

bitter koud

ˈbit·ter·lich [ˈbɪtɐlɪç] ADJ

1. bitterlich:

bitterlich

bitter

bitterlich

bitterlijk

2. bitterlich:

bitterlich

bitterachtig

bitterlich

enigszins bitter

be·ˈfal·len VB trans irreg

befallen

aantasten

befallen

bevangen

befallen

treffen

hohes Fieber befiel mich

ik kreeg (plotseling) hoge koorts

eine Ohnmacht hat ihn befallen

hij is flauwgevallen

von einer Krankheit befallen werden

een ziekte krijgen

ˈbit·ter·süß ADJ

bittersüß

bitterzoet

ˈbit·ter·ernst ADJ

bitterernst

bitter ernstig

bitterernst

bloedserieus

bitterernst

doodernstig

ˈBitt·stel·ler(in) <Bittstellers, Bittsteller> N m(f)

Bittsteller(in)

indiener van een verzoekschrift(indienster van een verzoekschrift) m (f)

Bittsteller(in)

rek(w)estrant(rek(w)estrante) m (f)

ˈHand·bal·len N m MED

Handballen

handbal

Handballen

bal van de hand

ˈbit·ter [ˈbɪtɐ] ADJ a. fig

bitter

bitter

ˈFe·der·ball N m

1. Federball (Ball):

Federball

pluimbal

Federball

vederbal

Federball

volant

2. Federball (Spiel) kein pl:

Federball

badminton nt

ge·ˈfal·len² [gəˈfalən] VB refl pej (sich aufspielen)

gefallen

plezier hebben

gefallen

zich verlustigen

Ge·ˈfal·len² <Gefallens> [gəˈfalən] N nt kein pl

Gefallen

plezier nt

Gefallen

welbehagen nt

Gefallen finden an etw

plezier hebben in iets

nach Gefallen liter

naar believen

jdm zu Gefallen

om iem een plezier te doen