Translations for „Aufstandes“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

om·stan·der <omstander|s> [ɔmstɑndər] N m meestal pl

omstander

Umstehende(r) m

af·stan·de·lijk <afstandelijke, afstandelijker, afstandelijkst> [ɑfstɑndələk] ADJ

afstandelijk

zurückhaltend

me·de·stan·der <medestander|s> [medəstɑndər] N m

medestander

Mitkämpfer m

zelf·stan·dig <zelfstandige, zelfstandiger, zelfstandigst> [zɛlfstɑndəx] ADJ

zelfstandig

selb(st)ständig

zelfstandig (beroep)

freiberuflich

zelfstandig (kunstenaar)

freischaffend

een zelfstandig beroep

ein freier Beruf

het zelfstandige bestuursorgaan

die Selbstverwaltung

een kleine zelfstandige

ein kleiner Gewerbetreibender

het zelfstandig naamwoord

das Substantiv

zelfstandig gaan wonen

sich eine eigene Wohnung nehmen

voor·stan·der <voorstander|s> [vorstɑndər] N m

voorstander

Befürworter m

voorstander (sterker)

Verfechter m

voor- en tegenstanders

Befürworter und Gegner