Translations for „kleine“ in the Dutch » German Dictionary

klei·ne <kleine|n> [klɛinə] N nt of m of f

kleine

Kleine(s) nt

kleine (jongetje)

Kleine(r) m

kleine (meisje)

Kleine f

Usage examples with kleine

kleine terts

kleine Terz f

kleine beleggers

Kleinanleger pl

een hoop kleine kinderen

eine Schar kleine(r) Kinder

een kleine drie kilometer

knapp drei Kilometer

een kleine bah doen

Pipi machen

in kleine groepen indelen

in kleine Gruppen einteilen [o. aufgliedern]

de grote/kleine wijzer

der Minuten-/Stundenzeiger

de kleine burgerij

das Kleinbürgertum

de kleine hersenen

das Kleinhirn

C kleine terts

c-Moll

in kleine letters

klein geschrieben

een kleine zelfstandige

ein kleiner Gewerbetreibender

een grote/kleine boodschap

ein großes/kleines Geschäft

de grote/kleine boer

der Groß-/Kleinbauer

de grote/kleine teen

die große/kleine Zehe

een kleine stad

eine Kleinstadt

de kleine uurtjes fig

die frühen Morgenstunden

de kleine maakt allerlei geluidjes

der/die Kleine macht allerlei Geräusche

kleine geschenken onderhouden de vriendschap prov

kleine Geschenke erhalten die Freundschaft