Translations for „Baumwipfel“ in the Dutch » German Dictionary

bau·xiet [bɑuksit] N nt geen pl

bauxiet

Bauxit m

buf·fel <buffel|s> [bʏfəl] N m

buffel

Büffel m

lui·fel <luifel|s> [lœyfəl] N f

luifel (afdak)

Vordach nt

luifel (afdak)

Schutzdach nt

luifel (afdak)

Wetterdach nt

luifel (tent)

Vordach nt

twij·fel <twijfel|s> [twɛifəl] N m

1. twijfel (onzekerheid):

twijfel

Zweifel m

buiten twijfel

zweifelsohne

zonder twijfel

zweifellos

in geval van twijfel

im Zweifelsfall

er is twijfel gerezen omtrent

es sind Zweifel aufgekommen in Bezug auf +acc

(geen) twijfel lijden

außer Zweifel stehen

iem het voordeel van de twijfel geven

im Zweifelsfall zu jds Gunsten entscheiden

2. twijfel (scepsis):

twijfel

Zweifel m

twijfel

Bedenken nt

boven (alle) twijfel verheven zijn

über jeden [o. allen] Zweifel erhaben sein

gerechtvaardigde twijfel

berechtigte(r) Zweifel m

iets in twijfel trekken

etw anzweifeln [o. bezweifeln]

hij heeft zo zijn twijfels ...

er hat da so seine Zweifel ...

ka·zui·fel <kazuifel|s> [kazœyfəl] N m rel.

kazuifel

Kasel f

kazuifel

Messgewand nt

vouw·ta·fel <vouwtafel|s> [vɑutafəl] N f

vouwtafel

Klapptisch m