Translations for „Werktätiger“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

werk·ta·fel <werktafel|s> [wɛrktafəl] N f

1. werktafel (bureau):

werktafel

Arbeitstisch m

werktafel

Schreibtisch m

2. werktafel (werkbank):

werktafel

Werkbank f

werk·tuig <werktuig|en> [wɛrktœyx] N nt

werktuig

Gerät nt

werktuig

Instrument nt

werktuig (ambacht(elijk))

Werkzeug nt fig

een werktuig zijn in iems hand fig

ein Werkzeug [o. Instrument] in jds Händen sein fig

werk·ster <werkster|s> [wɛrkstər] N f

1. werkster (zij die werkt):

werkster

Arbeiterin f

een sociaal/maatschappelijk werkster

eine Sozialarbeiterin/Wohlfahrtspflegerin

2. werkster (schoonmaakster):

werkster

Putzfrau f

werkster

Rein(e)machefrau f

werkster

Raumpflegerin f

ik krijg vandaag de werkster

heute kommt meine Putzfrau

werk·tijd <werktijd|en> [wɛrktɛit] N m

werktijd

Arbeitszeit f

werktijd (van een ambtenaar)

Dienststunde f

glijdende werktijden

gleitende Arbeitszeit f

verkorting van de werktijden

Arbeitszeitverkürzung f

werk·wil·li·ge <werkwillige|n> [wɛrkwɪləɣə] N m en f

werkwillige

Arbeitswillige(r) f(m)

werk·ge·ver <werkgever|s> [wɛrkxevər] N m

werkgever

Arbeitgeber m